Begin met het selecteren van een goede witte wijn. Een droge wijn werkt het beste omdat deze een mooie balans heeft tussen zoetheid en zuurheid. Combineer de wijn met de witte wijnazijn in een grote glazen pot. De azijn moet ongepasteuriseerd zijn en idealiter de ‘azijnmoeder’ bevatten. Dit is een substantie van bacteriën die de fermentatie op gang brengt.

Roer de wijn en azijn goed door elkaar met een schone lepel of spatel. Zorg ervoor dat alles goed gemengd is, zodat de fermentatie soepel kan verlopen.

Dek de glazen pot af met een schone doek of kaasdoek en bevestig deze met een elastiek. Dit zorgt ervoor dat er zuurstof bij kan, wat essentieel is voor het fermentatieproces, maar houdt stof en insecten buiten.

Plaats de pot op een warme, donkere plek, zoals een keukenkastje. De ideale temperatuur voor fermentatie ligt tussen de 20 en 30 graden Celsius. Laat het mengsel daar twee tot vier weken staan. Controleer het af en toe, maar roer het niet, de bacteriën hebben rust nodig om hun werk te doen.

Na verloop van tijd zul je merken dat er een zure geur ontstaat en dat er zich een dunne laag vormt aan de oppervlakte. Dit is de ‘moeder’ van de azijn, een teken dat de fermentatie goed verloopt.

Na ongeveer vier weken is het tijd om de azijn te proeven. Gebruik hiervoor een schone lepel en proef voorzichtig een kleine hoeveelheid. Als de azijn niet zuur genoeg is, laat het mengsel dan nog een week of twee staan.

Wanneer de smaak naar wens is, verwijder je de moeder voorzichtig met een schone lepel. Bewaar deze eventueel in een beetje azijn voor een volgende batch.

Gebruik een trechter om de azijn over te gieten in de steriele glazen flessen. Sluit de flessen goed af met een dop of kurk.

Wil je jouw azijn een persoonlijke twist geven? Voeg dan smaakmakers toe zoals verse rozemarijn, citroenschil, knoflook of chilipepers. Laat deze enkele dagen trekken in de azijn voordat je deze gebruikt.