Begin met het goed wassen van de sinaasappels. Snij ze vervolgens in kleine blokjes van ongeveer een halve centimeter groot. Zorg ervoor dat je al het witte merg (de bittere binnenkant) zoveel mogelijk vermijdt.

Breng een grote pan met water aan de kook en voeg de blokjes sinaasappel toe. Laat ze drie tot vijf minuten koken. Giet de stukjes af in een vergiet en spoel ze af met koud water. Herhaal dit proces twee keer om eventuele bitterheid uit de schil te verwijderen.

Doe het water, de kristalsuiker en het citroensap in een pan. Breng het geheel langzaam aan de kook terwijl je blijft roeren totdat alle suiker is opgelost. Voeg de geblancheerde sinaasappelstukjes toe aan de suikerstroop.

Zet het vuur laag en laat de sinaasappelstukjes ongeveer een uur zachtjes sudderen. Roer af en toe voorzichtig zodat de stukjes niet aan de pan blijven plakken. De stukjes zijn klaar als ze glazig en doorschijnend zijn.

Giet de stukjes af in een zeef en laat ze even uitlekken. Leg ze vervolgens op een bakplaat bekleed met bakpapier en laat ze op kamertemperatuur drogen. Dit kan een paar uur tot een hele nacht duren, afhankelijk van de luchtvochtigheid. Wil je het proces versnellen? Gebruik dan een oven op lage temperatuur (ongeveer vijftig graden Celsius) en droog de stukjes in twee tot drie uur.

Zodra de stukjes volledig droog zijn, kun je ze bewaren in een luchtdichte doos. Strooi eventueel een klein beetje kristalsuiker over de blokjes om plakken te voorkomen.