Schil de verse gember met een dunschiller of een lepel (voor de bochten en knoesten). Snijd de gember in dunne plakjes of kleine blokjes, afhankelijk van hoe je het later wilt gebruiken.

Doe de gember in een steelpan en voeg genoeg water toe zodat de stukjes volledig onder staan. Breng het water aan de kook en laat de gember ongeveer 10 minuten zachtjes koken. Dit helpt om de scherpte van de gember iets te verzachten. Giet daarna de gember af, maar vang het kookwater op als je wilt (het is heerlijk als thee).

Voeg de 500 gram suiker en 500 milliliter water toe aan dezelfde steelpan. Breng het geheel aan de kook en roer totdat de suiker volledig is opgelost. Voeg de gekookte gember toe aan de siroop.

Laat de gember in de suikersiroop zachtjes koken. Dit proces duurt ongeveer 30 tot 40 minuten. Roer af en toe voorzichtig door zodat de gember gelijkmatig wordt bedekt met de siroop. De gember is klaar wanneer de stukjes doorschijnend worden en de siroop is ingedikt.

Haal de gember uit de siroop met een schuimspaan en laat uitlekken op een rekje of een bakplaat met bakpapier. Bestrooi de gember eventueel met extra suiker als je een kristallijn laagje wilt. Laat de gember een paar uur drogen.

Bewaar de afgekoelde gekonfijte gember in een schone, luchtdichte pot. Je kunt ook de overgebleven suikersiroop bewaren als smaakmaker voor thee, cocktails of desserts.